Bergen op Zoom, 31 juli 2006
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Bergen op Zoom
Postbus 35
4600 AA Bergen op Zoom
Betreft: onderzoek 3, kenmerk LK6043 – vragen ex artikel 39
Geacht College,
De BSD-fractie voelt zich misleidt. Op basis van het krantenartikel “Gemeente laks met veiligheid”in BN/De Stem van 20 juni leefde bij de BSD-fractie de veronderstelling dat de sporthallen Tuinwijk, Gageldonk, De Kannebuis en de Wittenhorst “niet in aanmerking komen voor een gebruiksvergunning als er geen extra veiligheidsmaatregelen worden getroffen”.
Wat schetst de verbazing: de gebruiksvergunningen waren reeds verstrekt.
Als voorbeeld de Gageldonk: op 4 oktober 2005 is de vergunning verleend, terwijl pas op 6 januari blijkt dat men aan de eisen voldoet. Dit roept ernstige vraagtekens op!
Wat de BSD-fractie het College ronduit kwalijk neemt is, dat er in het debat op 26 juni geen melding van is gemaakt, dat dit de stand van zaken c.q. het gebruik was. Het College kon weten dat er fracties waren die het artikel van 20 juni hoog zouden oppakken. Nog nooit in mijn 20-jarig raadslidmaatschap heb ik gevraagd om een dergelijk onderzoek.
Nu kan de BSD-fractie niet anders dan concluderen dat òf het College het debat niet goed voorbereid had, òf men met opzet de raad op dit punt in het ongewisse wenste te laten.
De essentie van mijn onderzoeksvraag was: middels een kwantitatief onderzoek door vergelijking te kijken of de verleningstermijnen anders waren en derhalve of gemeentelijke aanvragen anders behandeld werden. Dit zou een goede methode zijn, ervan uitgaande dat een vergunning pas verleend zou worden als men aan de voorwaarden voldeed. De informatie van de BSD-fractie van derden en het gezond verstand wezen op die praktijk. Het blijkt in ieder geval voor gemeentelijke gebouwen anders!
Mijn onderzoek was informatief en verhelderend, maar de kernvraag “behandelt de gemeente eigen aanvragen gelijk aan die van derden” kon niet beantwoord worden met een kwantitatief onderzoek.
Wat ondergetekende verbijstert is de samenstelling van de einddossiers. Feitelijk ontbreken alle stukken waaruit de voortgang van de aanvraag is te reconstrueren. Door feitelijk alleen de aanvraag en de verleende vergunning te bewaren (of zijn er nog andere dossiers?) is een evaluatie van het proces alleen mogelijk middels het feitelijk interviewen of horen van betrokkenen (ex art. 155a).
Wil er nog enig inzicht verkregen worden in de kernvraag, dan zou een zeer tijdrovend onderzoek naar de inhoud van alle vergunningen nodig zijn. De BSD-fractie vraagt zich in ernst af waarom de dossiers zo rigoureus worden/zijn opgeschoond na het verlenen van de vergunning. De dossiers van nog niet afgeronde aanvragen zijn zeer informatief en geven een bijzonder inkijkje in de gang van zaken. Het lijkt op basis van de einddossiersamenstelling of men evaluatie van dit soort processen onmogelijk wil maken. Het is toch van de gekke dat bijvoorbeeld bij vergunningtrajecten van een groot winkelbedrijf en een school, die jaren hebben geduurd, men nu niet meer op basis van het dossier kan vaststellen wat de oorzaak is geweest van deze zeer lange doorlooptijd en wat de mogelijke risico’s waren, waaraan bezoekers c.q. leerlingen waren blootgesteld.
– Waarom worden de dossiers zo radicaal opgeschoond na de vergunningverlening?
– Is het College met de BSD van mening dat dossiers niet alleen dienen te voldoen aan de eisen die de Archiefwet stelt, maar ook blijvend inzicht dienen te geven over het proces dat leidt tot aanvraag en verlening van gebruiksvergunningen?
– Wat is het percentage van de ruim 100 verleende gebruiksvergunningen aan derden, waarin aanvullende eisen zijn gesteld en wat waren de gestelde/vereiste realiseringstermijnen?
– Wat is het percentage van de ten behoeve van gemeentelijke gebouwen verleende gebruiksvergunningen, waarin aanvullende eisen zijn gesteld en wat waren de gestelde/vereiste realiseringstermijnen?
De BSD-fractie is zich ervan bewust dat beantwoording van deze vragen meer tijd kan kosten dan de in artikel 39 lid 3 genoemde termijn. Wij accepteren dan ook een langere termijn. Een betrouwbaar en getrouwe beantwoording is geboden en dat rechtvaardigt een gedegen onderzoek.
De BSD-fractie hoopt dat ook de gemeentelijke organisatie openstaat voor leerprocessen. Voorwaarde daarvoor is dat dossiers zodanig worden samengesteld dat middels evaluaties en onderzoeken men kan komen tot aanbevelingen die dit leren kunnen stimuleren.
In afwachting van Uw welwillende benadering.
Met vriendelijke groet,
Louis van der Kallen