Bergen op Zoom, 7 maart 2008
Aan de Gemeenteraadsleden
van de Gemeente Bergen op Zoom
Postbus 35
4600 AA Bergen op Zoom
Betreft: Raadsvoorstel RVB08-0013, kenmerk: LK80031
Geachte Collega’s,
Met een beroep op de WOB heb ik inzage gekregen in het advies van AKD/Prinsen/Van Wijmen en Deloitte Juridische Adviseurs. Op basis hiervan is het college van mening ‘dat het middels een verordening aanwijzen van een voorkeursdienstverlener wettelijk is toegestaan.’
Het advies gaat uitgebreid in op diverse varianten zoals inhuis-opdrachtverlening en het merendeelcriterium. Deze worden in het advies allemaal afgeserveerd.
Via de gedachtengang dat:
“Als wettelijke basis voor het uitsluitend recht aan ODC/SSW zou ons inziens de sociale wetgeving kunnen gelden.” “Door hun (de gemeenten Bergen op Zoom/Steenbergen en Woensdrecht) wettelijke re-integratie taak exclusief over c.q. op te dragen aan ODC/SSW kan een uitsluitend recht worden gecreëerd voor ODC/SSW om re-integratie activiteiten te verrichten.”,
komt de route ex. Artikel 17 Bao in beeld (de door het college omarmde route.) Hierbij wordt de volgende tekst opgetekend:
“Om aan bestuursrechtelijke voorwaarden te voldoen, moet in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd dat ODC/SSW exclusief wordt belast met de re-integratie van bepaalde groepen, zoals de Doelgroep. Vervolgens moet ODC/SSW in een besluit (vergelijkbaar met een zogenaamd “aanwijzingsbesluit” ex. De Wet sociale werkvoorziening) worden aangewezen om re-integratiediensten te verrichten. Volledigheidshalve merken wij op dat ons geen rechtspraak bekend is waarin deze “aanwijzingsconstructie” is getoetst.”
Buiten de tekst na “Volledigheidshalve” zijn de volgende voetnoten (de kleine lettertjes) in dit kader interessant:
25) “Het risico is er in casu met name in gelegen dat de Wwb niet dusdanige rechten aan sociale werkplaatsen voorbehoudt dat deze exclusief kunnen worden geacht. Het definitieve antwoord hierop zal uit rechtspraak moeten worden volgen.”
26) “Overigens kan deze “constructie” geknutseld overkomen, om aan de werking van het aanbestedingsrecht te ontkomen.”
Op basis van dit advies meent het college ‘dat het middels een verordening aanwijzen van een voorkeursdienstverlener wettelijk is toegestaan.’, terwijl helder is dat het volgens de adviseur een “constructie” is die ‘geknutseld kan over komen’ en waarvan de basis de eventuele parallel tussen de Wwb en de Wet sociale werkvoorziening nog niet middels rechtspraak is getoetst.
Kortom als er iemand naar de rechter gaat, is het maar de vraag wat er uitkomt. Het advies geeft de risico’s aan. De stelling van het college ‘dat het middels een verordening aanwijzen van een voorkeursdienstverlener wettelijk is toegestaan.’, is in mijn ogen een speculatieve en zeker geen vaststaand feit op basis waarvan een overheid geen besluiten zou moeten willen nemen. Juist een overheid zou zich, mijns inziens, moeten baseren op wet en regelgeving respectievelijk op bestaande jurisprudentie. Tijdens een bijeenkomst over integer handelen zei de voorzitter van de gemeenteraad: “Bij twijfel niet inhalen.” Voor ondergetekende is hier sprake van meer dan twijfel. Dit is gerede twijfel. Je weet volgens het advies pas echt of het kan als de rechter het heeft getoetst. Een overheid en een gemeenteraad die zichzelf respecteert en wil dat de burger voor die overheid en al haar organen respect kan opbrengen, zou dit niet moeten willen.
AKD/Prinsen/Van Wijmen en Deloitte Juridische Adviseurs noch ik hebben de wet, waarin deze ‘constructie’ is toegestaan, gevonden. Ik pleit er voor dat de gemeenteraad zelf deze verordening intrekt.
Met collegiale groet,
Louis van der Kallen