| LVDK 23005 | 06-02-2023 |
Geachte collega’s,
Terugkijkend kom ik tot de conclusie dat, mede naar aanleiding van de vele non-verbale en verbale opmerkingen met het karakter van collectief bashen en de in mijn tweede termijn herhaalde ‘collegiale’ opmerkingen over mijn bemerkingen ten aanzien van ambtenaren c.q. het ambtelijke apparaat, de voorzitter feitelijk mij knevelde. Voor mijn gevoel een deels doelbewuste actie door vrijwel alle woordvoerders der collegepartijen.
De bijna heiligverklaring van ambtenaren verbaast mij ook. Alsof het VERBODEN zou zijn ambtenaren te benoemen als makers van fouten. Bestuurders zijn verantwoording verschuldigd over de fouten van ambtenaren in de organisaties die zij besturen. En het is niet gebruikelijke om namen van ambtenaren te noemen in een openbaar debat. Maar dat deed ik niet. Ik sprak over falende ambtenaren zoals in de Tweede Kamer keer op keer de fouten en het falen van de belastingdienst (ook ambtenaren) wordt benoemd.
In de casus van het Parkkeetje is iets fundamenteels fout gegaan in de ambtelijke verwerking van een collegebesluit d.d. 12 november 1996 (plaatsing panden op de gemeentelijke monumentenlijst) en van het raadsbesluit d.d. 28 oktober 2004 (vaststelling monumentennota 2004-2008 met een “als zodanig gewaarmerkte bijlage met de monumenten”). Waarbij meerdere objecten niet of foutief ambtelijk zijn verwerkt. Met een, in mijn ogen, zeer ongewenst rechtsgevolg. Als raadslid is het mijn taak dat te benoemen. Ik heb dat gedaan zonder namen van ambtenaren te noemen.
Als ambtelijk falen c.q. ambtelijk disfunctioneren op organisatieniveau (dus zonder het noemen van namen van ambtenaren) niet in het openbaar besproken kan/mag worden zou er fundamenteel iets mis zijn.
Wat mij steekt en ik een grove aantasting vindt van mijn democratische, door de bevolking geschonken rechten worden afgepakt, is het ingrijpen van de burgemeester. Ik beschouw dit als pure kneveling en een fundamentele aantasting van mijn rechten. Ik heb als raadslid, het in mijn ogen onvervreemdbaar recht mij in een raadsvergadering, uitsluitend beperkt door wetgeving, uit te mogen spreken over zaken die op de agenda staan. De wettelijke beperking betreft zaken zoals o.a. niet racistisch, niet bedreigend, niet oproepen tot geweld. Van een beperking vanwege een verbod op het verwijzen naar ambtelijk falen of disfunctioneren is mij niets bekend en heb ik niet kunnen vinden. Het op basis daarvan mij als raadslid beperken in meningsuiting vind ik een grove schending van mijn rechten als raadslid en mijn recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd middels artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
“Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen…….. “
Het uitschakelen van het geluid in de raadszaal en de livestream is dan ook een schending van mijn rechten als raadslid om mijn mening in de raadszaal, en het verlengde daarvan de livestream, te geven en ter volkeren kond te doen. De livestream is de moderne methode die toegevoegd is aan de openbaarheid van het politieke raadsdebat.
Een voorzitter van de gemeenteraad of een voorzitter van een commissie is niet alleen verantwoordelijk voor de ordelijke gang van zaken bij het debat maar is ook verantwoordelijk voor het hoeden van mijn rechten als gekozen lid van de gemeenteraad. Zeker de burgemeester, in zijn rol als voorzitter en als vertegenwoordiger van de Kroon, dient naar mijn stellige overtuiging ook de rechten van een gekozen volksvertegenwoordiger te hoeden en te beschermen!
Het verhogen van mijn stem volume was een direct gevolg van het uitschakelen van het geluid. Ik voel en voelde het als mijn plicht mijn volksvertegenwoordigende taak voort te zetten en als zodanig in de gehele raadszaal hoorbaar te blijven. Als het daarvoor nodig is overweeg ik in het vervolg een megafoon mee te nemen zodat ik hoorbaar blijf zonder in de krant daarna te moeten lezen dat ik schreeuwend en tierend mijn bijdrage leverde.
Maar ook de grove schending van mijn rechten, door een voorzitter van de gemeenteraad of een commissie, kan ik in het vervolg niet onbeantwoord laten. Ik zal dan ook per geval overwegen of ik aangifte zal gaan doen of een melding zal maken bij de Kroon, de minister of de provincie.
Want reken erop; als mijn rechten, als mens of als gekozen volksvertegenwoordiger, worden aangetast ik daarop zal reageren met alle energie die in mij is.
Ik vraag mijn collega’s mijn rechten te respecteren, dan beloof ik ook hun rechten in dit vlak te respecteren. Want ook zij hebben het recht mij te wijzen op wel of niet bestaande wettelijke voorschriften of regels.
Hoogachtend,
Louis van der Kallen.