WAT GING ER FOUT?/ TEEVENS FEESTJE/ RAADSPROGRAMMA

| jaar 1 | nummer 19 |

| 13-07-2014 | 11.00 uur |


 

| WAT GING ER FOUT? | 

 

bomen hemel 01Als alleen Bergen op Zoom zich onbezonnen had gestort in risicovolle grondexploitaties dan waren de exploitatieverliezen op de Bergse Haven en de Markiezaten uitsluitend en alleen te wijten aan de voorgaande colleges en hun adviseurs. Maar dat is niet het geval ongeveer 10 % van de gemeenten kamt met soortgelijke problemen als Bergen op Zoom.

Forse verliezen/afschrijvingen op gekochte gronden en op plannen die gebaseerd lijken op de verwachting dat de bomen tot in de hemel zouden groeien. Het ruimtelijk beleid in Nederland is echter niet alleen gebaseerd op eigen gemeentelijke of regionale gedachten of wensdromen, maar in het verleden ook op zaken als provinciale streekplannen of rijksvoornemens.

In het kader van de speurtocht naar het waarom ben ik eens gedoken in oude beleidsstukken van het Rijk en de provincie, waaronder de “Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020” met de mooie titel: “Ruimte maken, ruimte delen”. Die nota had tot doel om als basis te dienen waardoor gemeenten, provincies en waterschappen hun beleid en de ruimtelijke vertaling ervan werden geacht vorm te geven. Doel was ook stil te staan bij al wat de overheid in de tientallen jaren na de publicatie aan maatschappelijke ontwikkelingen zou moeten faciliteren. Een hoofddoel genoemd in de nota was onder andere verbetering van de ruimtelijke kwaliteit waarvoor een zevental criteria werden gegeven waaronder “Sociale rechtvaardigheid”. Voor mij een voorbeeld van een criterium waar de overheid in het ruimtelijk beleid, als het gaat om bijvoorbeeld de realisatie van betaalbare woningen, niet is geslaagd.  

Soms is er bij het lezen van de nota een teken van herinnering. Zoals bij de tekst  “landbouw was belangrijk, omdat Nederland na de ervaring van de hongerwinter in zijn eigen voedselbehoefte wilde kunnen voorzien” als verklaring voor de enorme ontwikkeling van de landbouwproductie in Nederland. Bij sommige teksten komt de gedachte op: zou iemand dat nog wel eens beseffen? Zoals bij de tekst: “De omgeving moet mensen in staat stellen te participeren, ongeacht hun leeftijd of handicap. Dat betekent dat de omgeving het aangaan van contacten niet mag ontmoedigen. Kleinere winkelcentra zijn bijvoorbeeld beter dan grote, omdat de oudere zich daar veilig voelt.”

Onder de titel: “structuurvisie detailhandel” las ik de volgende tekst: “Zowel gemeenten als ontwikkelaars hebben vaak een groot belang bij een nieuw winkelcentrum. Om aan te tonen dat er voldoende draagvlak is, rekent men zich vaak rijk met het verzorgingsgebied van de buurgemeente. Maar als buurgemeenten hetzelfde doen, ontstaan er ongelukken. Daarom is een goede regionale afstemming nodig.” Jammer dat afstemmen in West-Brabant de afgelopen jaren niet de gewoonte is geweest. Het ‘ruimte maken’ was in onze regio geen probleem dat is overvloedig gebeurd. Het andere deel van de titel van de Nota ‘ruimte delen’ dat is de afgelopen jaren gewoon niet of nauwelijks gebeurd. 

Wat opviel was dat in het hoofdstuk “De ruimtevraag gewogen” in de Vijfde Nota, bij de schatting van de ruimtevraag, de schrijvers van de Vijfde Nota uit zijn gegaan van een scenario met een hoge ruimtebehoefte onder het motto: “Valt een ruimtebehoefte in de praktijk lager uit dan geschat, dan is het ruimtelijk beleid makkelijker bij te stellen dan in het omgekeerde geval.” De schrijvers van de Vijfde Nota gingen er in er 2000 volkomen aan voorbij dat plannenmakers en planners bij gemeenten en provincies de Vijfde Nota als basis zouden gaan nemen voor hun besluiten en op basis hiervan bijvoorbeeld ook gronden zouden gaan aankopen ter ontwikkeling en daarmee met de grondexploitaties forse risico’s zouden gaan nemen. De Vijfde Nota was dus uitsluitend een ruimtelijk beleidsstuk waarbij met financiën, laat staan gemeentelijk financiën totaal geen rekening werd gehouden.

Het gehanteerde scenario ging uit van gemiddeld 3,25 % economische groei in de periode van 2000 tot 2030. Terwijl men er vanuit ging dat de groei tot 2020 hoger zou zijn dan tussen 2020 en 2030. Op basis van het gehanteerde scenario zou de ruimtevraag tot 2030 voor wonen en werken totaal 200.000 hectaren bevatten. Of te wel een groei ten opzichte van 2000 van 45 % van het huidige woonoppervlak. Met de kennis van nu moet ik constateren dat men dacht dat de bomen tot in de hemel zouden groeien. Zonder te weten wat de toekomst qua economische groei zal brengen, durf ik de stelling aan dat de schrijvers van de Vijfde Nota krankzinnig optimistisch waren met deze schatting en dat dit één van de factoren is, zo niet de factor waardoor nu zoveel gemeenten in grote financiële nood verkeren. 

In de Vijfde Nota staan echter ook voornemens die van invloed zijn geweest op de plekken waar naar de mening van de beleidsbepalers van de rijksoverheid bij voorkeur gebouwd zou moeten worden. Zo heeft het Rijk in de Vijfde Nota bepaalt dat ‘de nationale bebouwingsopgave voor wonen, werken en voorzieningen tot 2030 zoveel mogelijk in de stedelijke netwerken (een achttal) en de regionale stedelijke netwerken (een tiental) opgevangen dient te worden.’ Bergen op Zoom behoorde daar niet bij. Wel wordt Bergen op Zoom op enige afstand omringd door stedelijke netwerken. Ten oosten: Brabantstad (de B5, bestaande uit: Breda, Tilburg, Eindhoven, Helmond en s’-Hertogenbosch). Ten noorden: de Deltametropool (met onder andere de Randstad en de Drechtsteden). En ten westen het regionale stedelijk netwerk Vlissingen-Terneuzen. Tevens waren er rijkssleutelprojecten zoals de stationslocatie Breda.

De bedoeling van het Rijk was dat in sleutelprojecten en stedelijke netwerken de hoofdmoot van het bouwen voor wonen, werken en voorzieningen zou gaan plaatsvinden. Dit beleid werd ook met financiële middelen door het Rijk ondersteund, maar ook met de concentratie van infrastructurele knooppunten, openbaarvervoer knooppunten, investeringsprogramma’s stedelijke vernieuwing en door het grote stedenbeleid. Dit laatste door niet alleen het Rijk, maar ook door de provincie.  

Feitelijk waren de beleidsvoornemens geformeerd in de Vijfde Nota ruimtelijke ordening dodelijk voor de Bergse plannen. Wij waren en werden geen stedelijk netwerk. Wij konden niet rekenen op extra gelden zoals de stedelijke netwerken. De infrastructurele werken die nodig zijn om Bergen op Zoom goed te ontsluiten, zoals de vermindering van de filedruk op de A58/A4 of de aanleg van een goederenspoorlijn of de ontwikkeling van een stationsgebied grotendeels op kosten van het rijk, gingen aan onze neus voorbij.

De absurde groeiprognoses verleidden de Bergse plannenmakers wel tot mooie dromen en plannen, maar ze zouden niet realiseerbaar zijn. De Bergse politiek liet zich, met uitzondering van de BSD, verleiden tot financieel desastreuze plannen zoals de Bergse Haven en de Markiezaten. Ondergetekende las toen wel de bijna 300 pagina’s van de Vijfde Nota, maar niemand van de geachte collega’s wilde uit de droom ontwaken. Ik was de doemdenker, de azijnzeiker, de visieloze. Maar het enige wat ik deed was beleidsstukken van de nationale en provinciale overheid, op de groeiprognose na, wel serieus nemen.

Met het verschijnen van de Vijfde Nota kon Bergen op Zoom weten dat haar plannen gebakken lucht zouden zijn. De hogere overheden maakten andere, voor Bergen op Zoom, rampzalige keuzen. Wij waren net als Roosendaal geen stedelijk netwerk wat op veel geld zou kunnen rekenen. De vraag is of we dat wel waren geweest als we de moed hadden gehad met Roosendaal te fuseren. Ondergetekende heeft er vanaf 2003 wel zo nu en dan op gewezen dat samengaan met Roosendaal de toegang tot de B5 misschien wel zou kunnen afdwingen.

Nu maar hopen dat in de toekomst onze politici en ambtenaren wel willen aanvaarden wat de nationale en provinciale beleidsmakers bepalen en er naar gaan handelen. Aan de BSD zal dat niet liggen. 

Louis van der Kallen

 


 

| TEEVENS FEESTJE |

 

GOKKENOp 12 juli las ik in de Volkskrant: “Nu is Teeven erin geslaagd het gokbeleid vlot te trekken. Hij belichaamt de nieuwe houding van de politiek tegenover kansspelen. Zo bezorgd als andere politici zijn, zo zorgeloos is hij, ‘ik heb er moeite mee dat pokeren wordt weggezet als iets wat verslavend is en dus slecht’”, Aldus Teeven in de Volkskrant.

Ook de gokmarkt wordt geliberaliseerd. Nu winnen de vooral buitenlandse gokbedrijven en plukt de staat de revenuen in de vorm van kansspelbelasting (20 % voor online gokken en 29 % in de casino’s van steen) en de opbrengst van de verkoop van Holland casino locaties. De gezinnen en de samenleving die nog meer gaan kennismaken met gokverslaving gaan de prijs betalen. De gokbedrijven moeten daarvoor een bijdrage storten in een fonds tegen gokverslaving. Dat is niet meer dan een afkoopsommetje een ‘aflaat’.

Terwijl de winst in de zakken verdwijnt van de staat en de gokbedrijven, neemt de maatschappelijke en persoonlijke ellende van getroffen gezinnen alleen maar toe.

Teeven, de VVD minister van justitie, zou als roeping moeten hebben de maatschappij te beschermen tegen dit soort ellende in plaats van de lobby van de gokbedrijven te honoreren. Het feestje van Teeven en de VVD zal de begrafenis zijn van menig gezinsgeluk.

Bergen op Zoom wenste met de mogelijke vestiging van het Franse gokbedrijf Tranchant/CFR, in het kader van Fun City in en rond de Zeeland, vooruit te lopen op de nu aangekondigde liberalisering. Gelukkig werd dat tij toen gekeerd. Wat de BSD betreft wordt die discussie niet heropend en blijft onze gemeenschap de vestiging van een gokbedrijf bespaard. 

Louis van der Kallen 

 


 

| RAADSPROGRAMMA |

 

klimaatadaptatieDonderdag 10 juli was het zover. Voor het eerst in mijn raadsgeschiedenis heeft de gemeenteraad unaniem het Raadsprogramma 2014-2018 vastgesteld en aangeboden aan het college van B&W. In dat raadsprogramma, dat een opdracht is aan het college, staan alleen teksten waar alle fracties het over eens zijn. Dat wil niet zeggen dat we het eens zijn over de genoemde onderwerpen. Want over veel van de genoemde zaken is meer tot veel meer te zeggen dan wat in het raadsprogramma staat. Wat daarin wel staat is dat deel van een onderwerp waar we het over eens zijn. Worden daarmee de verschillen tussen de partijen onder het kleed geveegd? Zeker niet, maar het is goed om met een breed draagvlak zaken aan te kunnen pakken. Even geen zout op de verschillen, maar aandacht voor de overeenkomsten, zodat het college en het ambtelijk apparaat weten waarmee ze gelijk aan de slag kunnen.

Het raadsprogramma is dus geen belemmering voor de BSD-fractie om zaken aan de orde te stellen die in het raadsprogramma niet of naar de mening van de BSD-fractie niet uitgebreid of diepgaand genoeg op papier zijn gezet.

Sommige onderwerpen in het raadsprogramma verdienen nadere aanvulling, aanscherping en/of concretisering. Maar als daar nu geen unanimiteit over te vinden is, moet die aanscherping in een latere fase nader uitgewerkt worden. Dit betreft voor de BSD-fractie zeker zaken die de zorg en de decentralisaties betreffen. Daarvoor blijven wij onze borst nat maken en, geloof mij, de focus van de BSD-fractie voor de problemen voor mensen waarmee de landsregering ons opzadelt is aanwezig bij de BSD-fractie en daarop zullen wij het collegebeleid keer op keer toetsen. 

Over een enkel onderdeel, zoals de teksten over klimaatadaptatie, zijn we op dit moment wel tevreden. Hier zullen we het college, nu met de gehele raad, over aan kunnen spreken op wat ze er mee gaat doen. Want op dat punt is er zeker werk aan de winkel. Wij vertrouwen er dan ook op dat de houding van ‘het valt wel mee’ in Bergen op Zoom met de hittestress, die nog spreekt uit een brief van 7 juli van het college, die we mochten ontvangen als reactie op onze brief van 10 juni over het Manifest Klimaatbestendige Stad in de toekomst, een toon zal bevatten in de trant van: we gaan er mee aan de slag.

Want ook al ligt Bergen op Zoom in een blauw/groene mal van bos en water, hittestress is ook in onze gemeente op een aantal plaatsen bij een hittegolf aan de orde en dat veroorzaakt dan oversterfte en veel ongemak. Dat gaan we, wat dit raadsprogramma betreft, de komende tientallen jaren aanpakken. 

Louis van der Kallen