“DE JUISTE HOUDING”/ ROEST GEEFT ONRUST/ STADLANDER/ HOE AANTREKKELIJK EN MOOI MOET EEN POLITICUS ZIJN?

| jaar 5 | nummer 222 |

| 08-07-2018 | 10.00 uur |


 

| “DE JUISTE HOUDING” |  

 

In de afgelopen raadsvergadering werd het collegevoorstel ten aanzien van De Schelp aangenomen door de college partijen. De voltallige oppositie stemde tegen. Het is de eerste keer dat ik de niet collegepartijen de oppositie noem, want dat zijn de niet collegepartijen de afgelopen week geworden.

Iedereen onderschreef de noodzaak tot het veilig maken van de constructie van De Schelp. Alleen waren het de inzichten over de belevingsverbetering en de duurzaamheid die varieerden. In de extra nieuwsbrief van afgelopen week schreef ik: “de politieke verhoudingen in Bergen op Zoom verzuren in hoog tempo en dat bij een college die met een coalitieakkoord genaamd “Brug naar de toekomst. Verbindend, eerlijk, vooruitstrevend” zegt de toekomst binnen te willen treden”.

De raadsvergadering van afgelopen donderdag bevestigde dat totaal. GBWP zei over een brief, die het college 2,5 uur voor de gemeenteraadsvergadering naar de raadsleden stuurde, dat die brief “getuigde van de juiste houding”. De wethouder stelde dat die brief de vragen van de raad ‘afdoende beantwoordde”. Ik heb die brief geheel anders ervaren en met mij ook andere leden van de oppositie. Die ‘spoedbrief’ bevatte onder andere een collegereactie op mijn betoog in de commissievergadering over De Schelp met als kern de “aperte leugens” in het college antwoord van februari 2015: ”Het jaarlijkse onderzoek naar de constructie van het zwembad” die, naar mijn inzicht, niet een jaarlijks onderzoek bleek te zijn, maar volgens het college wel, want met “constructie” in het college antwoord uit 2015 werd niet bedoeld de hoofddraagconstructie, maar enkel en alleen de ophangconstructies! Raar hé dat ik als raadslid dit leugens noem. Of op zijn minst misleiding. Of is het onkunde? Overal waar de RVS bouten zijn gebruikt in een zwembad loert het corrosiegevaar. Maar nee de hoofddraagconstructie werd niet gecontroleerd, terwijl deze bij instorting/breuk het grootste risico vormt. Raar hé dat ik de verwachting had dat met “constructie” alle constructieve delen van het zwembad werd bedoeld. In het antwoord uit 2015 werd niet verwezen naar de Nederlandse Praktijkrichtlijn, die alleen betrekking heeft op de ophangconstructies. Nu komt die richtlijn plotseling uit de hoge hoed. Alleen voor dit ‘gebrek’ waren excuses al op zijn plaats geweest. Dus werden de eventuele mankementen aan de hoofddraagconstructie niet direct uitgevoerd, zoals in het college antwoord in 2015 gesteld. De verbonden risico’s waren klaarblijkelijk niet van belang. Ik geloof er geen barst meer van. Worden ik en de andere raadsleden belazerd of is hier sprake van zoveel onkunde dat het ongeloofwaardig wordt?

Wat mij echter het meest stoort in de ‘spoedbrief’ was dat de brief van januari 2015 geen artikel 39 brief zou zijn. Artikel 39 is het enige artikel in het reglement van orde (2006) dat schriftelijke vragen regelt. Er is qua regelgeving geen verschil tussen schriftelijke vragen of brieven ‘volgens’ artikel 39. Alle brieven zijn gericht aan het college van B&W en dienen door of namens het college van B&W beantwoord te worden. De brief uit januari 2015 bevatte nota bene geen enkele vraag, wel een aantal constateringen en een verzoek. “De BSD-fractie verzoekt uw college een onderzoek te laten instellen naar de herkomst van de met regelmaat gevonden roestdeeltjes in het zwembad.” Dit laat onverlet dat het college ten alle tijden verantwoordelijk is voor de inhoud van een reactie of een antwoord op een brief, verzonden door een raadslid of fractie, aan het college gericht. Dus ook als de brief ambtelijk is afgehandeld. Het gaat mij om de inhoud. Die bevat leugens c.q. evidente onwaarheden. Het is ronduit misleidend als er geschreven wordt “de constructie van het zwembad” en het blijkt dan slechts te gaan over ophangconstructies!

Ik vind de ‘spoedbrief’ niet getuigen van de juiste houding en al helemaal niet een afdoende beantwoording of reactie op de zonden of onvolkomenheden van het college.   

Louis van der Kallen

 


 

| ROEST GEEFT ONRUST |  

 

De laatste weken is er flink wat commotie ontstaan over de roestvorming aan bouten en moeren van de dakconstructie van zwembad De Schelp. En terecht. Nog los van het probleem dat inmiddels heeft geleid tot sluiting van dit stedelijk zwembad tot 2019, is het vooral de mist die opgetrokken wordt rondom de vragen “Wat is precies de oorzaak, hoe heeft het zover kunnen komen, had dit eerder verholpen moeten en kunnen worden, wie was en is hiervoor verantwoordelijk, welke risico’s hebben bezoekers, gebruikers en personeel de afgelopen jaren gelopen?

Ik ben geen deskundig technicus. Wat ik wel weet is waarom en hoe De Schelp er is gekomen of misschien moet ik zeggen er moest komen. Begin jaren negentig werd de Bergse Plaat in ontwikkeling genomen. De eerste huizen werden er gebouwd langs de laan van Reimerswaal. In het begin liep het geen storm op de woningmarkt en was de belangstelling om op de Plaat te gaan wonen betrekkelijk gering. De eerste jaren werden dan ook rode cijfers geschreven op de exploitatie van deze nieuw te ontwikkelen woonwijk. Om de aantrekkingskracht van de woonwijk te vergroten werd het idee geopperd om meer voorzieningen aan de rand van de wijk aan de Boulevard te realiseren. Eén van die voorzieningen was een nieuw zwembad, het voormalige zwembad Gageldonk was bovendien aan een grondige opknapbeurt toe.

Het toenmalig college van B&W, waarin ik toen nog namens de PvdA zitting had, zag in 1995 hier een kans om Gageldonk te sluiten en een nieuw zwembad te bouwen aan de Binnenschelde. Daaraan lagen twee onderbouwingen ten grondslag:

  1. De kosten voor een nieuw zwembad zouden op jaarbasis nagenoeg gelijk zijn aan een opgeknapt zwembad Gageldonk.
  2. Het realiseren van een zwembad aan de Binnenschelde zou een spin-off-effect hebben op andere sportvoorzieningen en dito werkgelegenheid.

De realiteit bleek toen al net even anders te zijn.

De jaarlijkse kosten voor Gageldonk, nadat het was opgeknapt, zouden 2,1 miljoen guldens bedragen. Een nieuw zwembad aan de Binnenschelde zou, zo werd  beweerd, 2,3 miljoen bedragen, maar daar stond tegenover dat dit veel extra werkgelegenheid zou brengen in het kader van de te verwachten spin-off. Ik had grote twijfels en nam een minderheidsstandpunt in en koos voor de variant opknappen van Gageldonk. Deze opstelling leidde er toe dat de andere coalitiefracties CDA, VVD en D66 mij tot aftreden als wethouder dwongen. Uiteindelijk werd een voorstel van het college aangenomen door de raad (de Stadspartij, een van  de voorlopers van GBWP stemde toen ook ineens voor het voorstel in ruil voor een wethouderszetel).

Het raadsvoorstel was besluit klaar gemaakt door:

  1. De afschrijftermijnen fors op te rekken
  2. Flink te bezuinigen op de kwaliteit van materiaal- en bouwkosten
  3. Het beperken van een jaarlijkse investering ten behoeve van de attractiewaarde
  4. Een miniscuul buitenbad op te nemen in het programma van eisen.

De jaarlijkse kosten zouden uiteindelijk 2,6 miljoen gulden gaan bedragen. De beloofde spin-off werd pas werkelijkheid toen een nieuw college in 2001 besloot tot het realiseren van een sporthal annex sportaccommodaties tegenover De Schelp.

Het is goed de historie van de realisatie van zwembad De Schelp en de verantwoordelijken voor het besluit destijds, hierbij te betrekken. Wat mij betreft dient er zo snel mogelijk te worden gestart met een onderzoek waarbij alle feiten boven tafel komen. Ik wil hier graag mijn medewerking aan verlenen.

Piet van den Kieboom    

 


 

| STADLANDER |  

 

Recent ben ik als raadslid naar de belanghoudersbijeenkomst van Stadlander geweest, waar namens Stadlander voor huurders belangrijke ontwikkelingen werden toegelicht. Wat zijn de plannen, wat zijn de doelen en hoe probeert Stadlander daar vorm en inhoud aan te geven?

Hoewel de raadsleden en de wethouders uit vijf gemeenten (Bergen op Zoom, Roosendaal, Steenbergen, Tholen en Woensdrecht) waren uitgenodigd waren deze maar beperkt aanwezig. Er was slechts één wethouder (Steenbergen) naar deze bijeenkomst gekomen. Nu ben ik mij er van bewust dat Stadlander met regelmaat met collegeleden van de gemeenten overleg voert. Toch viel mij dit tegen. Dit soort bijeenkomsten zijn voor politici een gelegenheid om te horen wat huurders en hun huurdersorganisaties voor wensen of problemen hebben en een grote verhuurder voor plannen. Wat mij trof in de betogen van de representanten van Stadlander was de zorg voor de “nog ongeboren huurder”. Stadlander probeert oog te hebben voor de huurder van nu, maar ook voor de huurder van de toekomst. Die toekomstgerichtheid mag een voorbeeld zijn voor menige organisatie. Tal van onderwerpen kwamen voorbij. Zoals de huisvesting van voormalige GGZ patiënten,  de huisvesting reclasseringsklanten, verwarde personen, de sloop en (her)bouw van woningen, het niveau van de huren, de rijksheffingen en er was een presentatie van de volkshuisvestingsraad, die Stadlander van adviezen voorziet.   

Mijn inbreng was een oproep aan Stadlander om meer te doen aan klimaatadaptatie en de sluipmoordenaar hittestress. Als grootgrond- en dakbezitter kan er veel meer op dit soort terreinen. Meer zonnecollectoren, minder bestrating en meer groen en schaduwmogelijkheden in de woonomgeving. Hierbij is samenwerking met de gemeenten en de waterschappen geboden. Ton Ringersma, de bestuurder, memoreerde wat Stadlander op deze terreinen al deed, maar stond ook open voor de noodzakelijke samenwerkingen op dit gebied omdat de aanpak van deze uitdagingen voor de toekomst geboden is.

Louis van der Kallen

 


 

| HOE AANTREKKELIJK EN MOOI MOET EEN POLITICUS ZIJN? |  

 

Op vrijdag 6 juli j.l. sprak Francesca Minerva, een Italiaanse filosofe, een congres van vrouwelijke filosofen toe. Daarbij ging ze in op het veelal bestaande beeld dat mooie mensen het beter hebben. Ze zouden makkelijker vrienden vinden, een baan, een partner. Lelijke mensen worden vaker gemeden, ze krijgen minder kansen.

Volgens Minerva blijkt uit psychologisch en economisch onderzoek dat een ongunstig uiterlijk enorme gevolgen heeft. Als lelijke baby’s huilen vinden we dat irritanter. Kinderen blijken hun speelgoed minder vaak met onaantrekkelijke vriendjes te delen. We vinden seksisme en racisme terecht verwerpelijk. Maar hoe denken we over ‘lookism’, discriminatie op grond van een onaantrekkelijk uiterlijk? Minerva:” Wij moderne mensen erkennen meestal niet dat we lelijke mensen anders benaderen. Toch doen we dat wel. Ik luister waarschijnlijk ook beter naar een knappe spreker. Het gebeurt onbewust, maar lookism heeft wel een enorme impact”.

Zouden politici die minder mooi en aantrekkelijk zijn, lager scoren bij verkiezingen? Zouden knappe en aantrekkelijke politici meer en eerder geloofd worden dan hun lelijke collega’s? Zouden daarom alle politici zich aan een schoonheidstest moeten onderwerpen en een afspraak moeten maken met de plastisch chirurg? Onzin natuurlijk, ondanks het feit dat mooie en aantrekkelijke mensen inderdaad in de praktijk vaak succesvoller zijn en meer kansen krijgen.

In de politiek gelden kennelijk ook nog andere wetten, zo blijkt in de praktijk. En dat is maar goed ook. Als naar mooie en aantrekkelijke politici beter geluisterd zou worden, dan bestaat het gevaar dat een onzinnig verhaal of betoog eerder als waar wordt aangenomen dan een goed onderbouwd betoog van een minder aantrekkelijk politicus. Gelukkig geeft de praktijk een ander beeld. Het gaat tenslotte om de kracht van argumenten in de discussies. Het is daarom belangrijk dat we open blijven staan voor de mening en opvattingen van anderen, mooi of lelijk, groot of klein, zwart of wit.

Piet van den Kieboom

 

STEUN ONS DOOR DE BSD FACEBOOKPAGINA LEUK TE VINDEN