VRAGEN EX ART. 36 VEILIGHEID VAN ZWEMBADEN IN DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM 3, KENMERK LVDK/18037  

 


 

Bergen op Zoom, 20 oktober 2018

 

Aan het College van Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Bergen op Zoom
Postbus 35
4600 AA Bergen op Zoom 

 

Betreft:          Vragen ex art. 36 veiligheid van zwembaden in de gemeente Bergen op Zoom 3, kenmerk LVDK/18037
 

Geacht College,

Middels deze brief informeer ik uw college over de stand van zaken van het BSD onderzoek naar de Schelp. Deze brief bevat wederom een aantal verzoeken in het kader van de WOB. Ondergetekende is gaarne bereid één en ander toe te lichten.

Waarnemingen WOB onderzoek stukken aanbesteding/gunning/realisering zwembad de Schelp:

  • Opleveringsstukken zijn, na het tweede WOB verzoek alsnog beschikbaar gekomen.
  • In het bestek genoemde adviesstukken, bijvoorbeeld ten aanzien van de toe te passen verfsystemen zijn, na het tweede WOB verzoek alsnog beschikbaar gekomen en voldoen aan de normen en zijn conform het bestek.
  • De in het bestek voorgeschreven keuringsrapporten van de toegepaste of toe te passen materialen zijn, na het tweede WOB verzoek, alsnog beschikbaar gekomen en lijken vrijwel compleet.
  • Er zijn geen stukken aangetroffen waaruit is af te leiden dat de gebruikte materialen, bijvoorbeeld het thermisch verzinkt staal, voldeden aan de in het bestek gestelde normen. Van steekproeven, bijvoorbeeld simpele hardheidsproeven, is niets te vinden.
  • Het meer- en minderwerk is slechts één regelig, vaak met slechts enkele steekwoorden omschreven.
  • Een eerder bestek, dat niet is uitgevoerd omdat de aanbesteding/gunning niet rechtmatig was, is na het tweede WOB verzoek alsnog beschikbaar gekomen. De kosten van dit eerdere bestek zijn wel ten laste gebracht van het oorspronkelijke budget (verklaring oud wethouder van de Water)
  • Het bouwkundig bestek is opgesteld door Hevo Bouwmanagement BV. (P. Eggink)
  • De architect was van Jan Brouwer associates (N. van Veen)
  • De gehanteerde voorschriften en richtlijnen voor het metaalconstructiewerk voldeden aan de in februari 1997 (datum opgesteld bestek) gestelde richtlijnen.
  • De in het bestek voorgeschreven kwaliteitsrapporten of een voorgeschreven “abnahmeprüfzeugnis” voor het laswerk zijn, na het tweede WOB verzoek, alsnog grotendeels, beschikbaar gekomen.
  • Fabriekscontrole attesten zijn, na het tweede WOB verzoek, alsnog beschikbaar gekomen.
  • Voor de bevestigingsmiddelen is RVS AISI 316 voorgeschreven.
  • Voor verbindingsmiddelen is RVS AISI 304 of 316 voorgeschreven.
  • Van de in “agressief milieu” toe te passen “kunststof isolatieringen” wordt wel de dikte (tenminste 3 mm) voorgeschreven, niet de samenstelling of kwaliteit). Veelal blijkt, na het tweede WOB verzoek, teflon gebruikt.
  • Voor vrijwel alle metalen objecten (zoals hekwerken, leuningen, ophangconstructies, beugels, enz. ) is RVS AISI 316 voorgeschreven.
  • Voor de dekverfsystemen is verf op basis van alkydhars of op basis van epoxy-alkyd voorgeschreven.
  • “Van de aannemer zal een door de verffabrikant en schilderonderaannemer mede-ondertekende garantieovereenkomst, volgens de daarvoor door de Vereniging van Vernis- en Verffabrikanten in Nederland en door het bedrijfsschap Schilderbedrijf gemeenschappelijk opgestelde richtlijnen, worden verlangd voor de kwaliteit van de verfprodukten en over de juiste verwerking daarvan op de aangeboden ondergronden. Vanwege de fabrikant moet in verband met de door hem gegeven garantie, controle op de uitvoering van het schilderwerk. Door de verffabrikant moet vooraf een verftechnisch advies aan de directie worden overlegd.” Dit advies en de garantieovereenkomst is, na het tweede WOB verzoek, alsnog beschikbaar gekomen.
  • In het beheersplan realisatie nieuwbouw zwemaccommodatie van Hevo is ten aanzien van de kwaliteit van het bestek te lezen: “Het bewaken van de kwaliteit beschouwt Hevo als een van de hoofdtaken. Het gaat daarbij zowel om de proceskwaliteit als om de productkwaliteit. De productkwaliteit zal in belangrijke mate een afgeleide zijn van het bestek en tekeningen. In het bestek, zie punt 1.2., is de te behalen kwalitatieve en kwantitatieve norm vastgelegd. Binnen de projectorganisatie zal ernaar gestreefd worden een optimale kwaliteit te bereiken binnen de budgettaire kaders.”
  • In de overeenkomst van aanneming is te lezen dat de “aanneemsom geen wijziging zal ondergaan bij verandering van loon- en/of materiaalkosten.” Een dergelijk artikel lijkt een hindernis om in afwijking van het bestek betere/duurdere materialen te gebruiken als inzichten wijzigen.
  • De verslagen van de ‘adviseursoverleggen’ zijn niet compleet.
  • Op basis van het bestek kan ik niet helder krijgen of en hoe het doek in het zwemgedeelte in het bestek zat. Het lijkt later opgekomen. In het meer-minderwerk duikt het doek op zonder dat ik het startpunt helder krijg (wegens het ontbreken van enkele verslagen ). Mijn vermoeden is in mei 1999 of daarvoor omdat toen een vraag omtrent het doek aan de architect is gesteld. Afhandeling wordt gemeld op 8 september 1999. Dat lijkt een lange afhandelingstijd.
  • In een verslag over meer- minderwerk d.d. 5 november 1999 kwam ik de volgende tekst tegen: “Het is gebleken, dat bij een aanname van de vertragingsfactor van het plafonddoek, destijds niet juist is geweest voor wat betreft de omgevingstemperatuur boven het doek en met name rond de kokers (diameter 200). Hierdoor ontstaat condens, zodat alsnog isolatie is aangebracht, om dit te voorkomen.”
  • In het financiële jaarverslag 2003 is te lezen dat de gemeente een onderzoek heeft opgedragen naar de RVS ophanging en dat één en ander heeft geleid tot een totaaloverzicht van de technische stand van zaken in het zwembad. Dit totaaloverzicht is niet bij de stukken aangetroffen.
  • Naar alle waarschijnlijkheid is het onderzoek, waar naar verwezen wordt, uitgevoerd door TNO in 2002. In een brief over dit rapport t.a.v. de heer M. van Raaij die een samenvatting bevat van dit rapport is te lezen: “In het TNO rapport van 2002 aan gemeente Bergen op Zoom wordt aangegeven dat RVS toepassing in zwembaden met chloride belasting in de hoofddraagconstructie naar de toenmalige (en huidige) inzichten ongeschikt is. De technische staat moet inzicht geven of de onderdelen kunnen worden gehandhaafd of moeten worden vervangen.”

Aanbevelingen TNO rapport 021-01278 (24 juli 2002, het onderzoek blijkt in januari 2002 uitgevoerd): 

  • “De draadstangen M8 in het plafond zijn (voor zover waarneembaar vervaardigd van verzinkt koolstofstaal, waardoor geen gevaar bestaat voor plotseling bezwijken. Om het corrosieproces te volgen en waar nodig in te grijpen, wordt aangeraden om te inspecteren om de 1 à 2 jaar.”
  • “De RVS bouten en moeren die gebruikt zijn voor de profielen en spanten in het plafond boven de baden zijn, volgens de huidige inzichten, ongeschikt voor deze toepassing. Alhoewel de tot dusverre onderzochte bouten slechts een lichte mate van aantasting laten zien, bestaat momenteel nog geen volledig beeld voor de toestand van de bouten voor de gehele dakconstructie. Aangeraden wordt om aanvullend, met name hoger boven de grond gelegen, delen van de dakconstructie te inspecteren alvorens te beslissen over monitoring of vervanging.”
  • “De RVS onderdelen in de kruipruimte staan bloot aan een hoge corrosieve belasting, waarbij spanningscorrosie niet kan worden uitgesloten. Verder valt te verwachten dat de zinklaag van de verzinkte onderdelen op een zeker moment zal zijn opgebruikt, met versnelde corrosie van het onderliggende koolstofstaal als gevolg. Ook voor de kruipruimte geldt dat een regelmatige inspectie wordt aangeraden, en op basis hiervan onderdelen eventueel te vervangen.”

Ik heb gesprekken gehad met drie oud-wethouders over de Schelp. Daar kwamen de volgende punten naar voren:

  • Klopt in het ontwerp de afstand (in de buitenwand) tussen de luchtaanvoer en de luchtafvoerpijpen wel?
  • Klopt de afzuigroute door het gebouw wel in relatie met het ontwerpgebruik en het huidige gebruik?
  • Zijn de concentraties CL++ ionen in het gebouw wel overeenkomstig de ontwerp uitgangspunten?
  • Hebben tussentijdse verbouwingen/aanpassingen in het gebouw de luchthuishouding niet ontregeld? Denk aan het gebruik van magazijnruimten.
  • Wat is de rol van ‘Sportfondsen’?
  • Als bezuiniging zijn de installaties ontworpen op 230.000 bezoekers per jaar. Oorspronkelijk was dat 300.000, terwijl in het raadsvoorstel We/25 van 29 september 1995 het uitgangspunt nog 400.000 bezoekers was. Wat zijn de werkelijke getallen en kunnen de huidige installaties dat aan?
  • De bedoeling was dat in het kader van onderhoud en/of inspectie het ‘zeildoek’ met regelmaat verwijderd zou worden. Is dat ook gebeurd en wat waren de bevindingen?
  • Is er met het zeildoek rekening gehouden met de “hangbelasting”?
  • De afdeling sport was verantwoordelijk voor de bouw. Wat was de rol van ‘vastgoed’ en was het niet beter geweest als zij als deskundigen de bouw hadden begeleid?
  • Garanties golden veelal voor vijf jaar. Wat is de rol van de architect geweest in schadebeperkende zin? Heeft hij zijn zorgplicht ingevuld? 

Vragen naar aanleiding van het onderzoek

In 2004 verscheen de “Praktijkrichtlijn voor inspectie en onderhoud van (ophang)constructies, bevestigingsmiddelen en voorzieningen in overdekte zwembaden”. Deze praktijkrichtlijn is in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, samengesteld door het Nederlands Corrosie Centrum in samenwerking met TNO Industrie en TNO Bouw. Een citaat uit deze praktijkrichtlijn had iedereen in zwembadland wakker moeten schudden:

“De eerste inspectieresultaten lieten zien dat in de laatste jaren in veel gevallen RVS is toegepast in plafondophangingen en in (ophang)constructies van luchtkanalen, leidingen en andere bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden. Het betreft hier de standaard RVS typen 18Cr10Ni (zoals AISI 304) en 18Cr10NiMo (zoals AISI 316), die in het bad of in de spatwaterzone veelvuldig zonder probleem worden toegepast. Onder specifieke omstandigheden blijken deze materialen echter gevoelig te zijn voor zogenaamde spanningscorrosie (Stress Corrosion Cracking: SCC), waarbij scheurenvorming relatief snel op kan treden en tot breuk kan leiden. Deze specifieke omstandigheden blijken zich met name voor te doen bóven het bad, waar een nagenoeg met chloriden verzadigde dunne vochtfilm op deze materialen kan ontstaan en ongehinderd kan inwerken (er treedt geen verdunning op door badwater). Genoemde standaard RVS typen zijn daarmee volstrekt ongeschikt voor gebruik in dragende constructies boven het bad in overdekte zwembaden.”

  1. Zijn er na het verschijnen van deze praktijkrichtlijn, in 2004 of daarna, acties ondernomen, en zo ja welke, om de RVS 304 en 316 bouten en moeren in de Schelp te monitoren, inspecteren of te vervangen?
  2. Zo nee, waarom niet?
  3. Naar de menig van één van de oud-wethouders is bij de bestekopdracht gesproken over de alternatieven voor RVS 304 en 316. Naar zijn mening is de uiteindelijk keuze om financiële redenen gemaakt met als medeargument dat de toepassing van RVS 304 en 316 binnen de toen geldende richtlijnen viel. Is deze keuze binnen het college van B&W ooit aan de orde geweest en wat waren de uitgewisselde argumenten?
  4. Klopt in het ontwerp de afstand tussen de luchtaanvoer en de luchtafvoerpijpen wel? Kan hier onderzoek naar gedaan worden?
  5. Klopt de afzuigroute door het gebouw wel in relatie met het ontwerp gebruik en het huidige gebruik? Kan hier onderzoek naar gedaan worden of is er bij verbouwingen onderzoek naar gedaan?
  6. Zijn de concentraties CL++ ionen in het gebouw wel overeenkomstig de ontwerp uitgangspunten? Kan hier onderzoek naar gedaan worden? Zijn hier metingen van de afgelopen 10 jaar beschikbaar?
  7. Hebben tussentijdse verbouwingen/aanpassingen in het gebouw de luchthuishouding niet ontregeld? Denk aan het gebruik van magazijnruimten. Kan hier onderzoek naar gedaan worden?
  8. Wat is de rol van ‘Sportfondsen’? Heeft het college ooit overwogen tot onafhankelijk onderzoek naar de adviesrol van ‘Sportfondsen’? Is ooit de rol van ‘Sportfondsen’ op landelijke schaal geëvalueerd? Wat waren daarvan de uitkomsten?
  9. Als bezuiniging zijn de installaties ontworpen op 230.000 bezoekers per jaar. Oorspronkelijk was dat in het bestek 300.000, terwijl in het raadsvoorstel We/25 van 29 september 1995 het uitgangspunt nog 400.000 bezoekers was. Wat zijn de werkelijke getallen en kunnen de huidige installaties dat aan?
  10. De bedoeling was dat in het kader van onderhoud en inspectie het ‘zeildoek’ met regelmaat verwijderd zou worden. Is dat ook gebeurd en wat waren de bevindingen?
  11. Is er met het zeildoek rekening gehouden met de “hangbelasting”?
  12. De afdeling sport was verantwoordelijk voor de bouw. Wat was de rol van ‘vastgoed’ en was het niet beter geweest als zij, als deskundigen, de bouw hadden begeleid?
  13. Garanties golden veelal voor vijf jaar. Wat is de rol van de architect geweest in schade beperkende zin? Heeft hij zijn zorgplicht ingevuld? Heeft de architect naar aanleiding van de in 2004 verschenen “Praktijkrichtlijn voor inspectie en onderhoud van (ophang)constructies, bevestigingsmiddelen en voorzieningen in overdekte zwembaden” richting de gemeente actie ondernomen om te wijzen op de risico’s van de gebruikte RVS 304 en 316 bouten en moeren en heeft hij suggesties gedaan hoe met deze risico’s om te gaan?
  14. Is er de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de “kunststof isolatieringen”?
  15. Waar is het totaaloverzicht van de technische stand van zaken in het zwembad waar naar in het financiële jaarverslag 2003 verwezen wordt?

Voorlopige conclusies:

  1. Het aanbesteding/gunning/realisering dossier van zwembad de Schelp blijkt, na het tweede WOB verzoek, toch grotendeels compleet. Het nu alsnog opduiken van drie verhuisdozen met stukken (waarvan twee de aanbesteding en oplevering betreffen) laat zien dat het gemeentelijk archiefbeheer te wensen overlaat.
  2. De verantwoording van meer- en minderwerk is armzalig. Vaak beperkt tot een enkele zin of steekwoorden en guldens. Ook de verslagen van adviseurs- of bouwoverleggen zijn in dat kader weinig informatief. Dit maakt het verder onmogelijk te komen tot een reëel oordeel over de kwaliteit bij oplevering.
  3. Het verfadvies, dat na het tweede WOB verzoek opdook, een oordeel over het beoogde onderhoud kan helaas niet gegeven worden omdat onderhoudsrapportages ontbreken.
  4. In zowel de stalen constructie als in allerlei andere ophang- en verbindingselementen zijn de sinds 2004 als volstrekt ongeschikte (voor overdekte zwembaden) RVS typen gebruikt. Het is dan ook voor de BSD-fractie onbegrijpelijk dat niet reeds vanaf 2004 maatregelen zijn genomen c.q. de gemeenteraad is geïnformeerd over hoe met het probleem van de (op termijn) noodzakelijke vervanging van deze RVS typen moet worden omgegaan.
  5. De keuze van Hevo Bouwmanagement BV en het architectenbureau waren keuzen voor de te verwachten kwaliteit. Beide hadden in 1999 een goede naam en werden deskundig geacht.
  6. De gehanteerde voorschriften en richtlijnen voor het metaalconstructiewerk voldeden aan de in februari 1997 geldende richtlijnen, hoewel in documentatie rond het onderwerp van corrosiebestendigheid en de geschiktheid van de gebruikte RVS typen in zwembaden reeds vragen werden gesteld.
  7. Wat een ernstige beperking is geweest om te komen tot een kwalitatief zwembad is het beschikbare budget, dat reeds deels was gebruikt voor het maken van een bestek wat niet is gebruikt. Het volgende citaat uit het “beheersplan realisatie nieuwbouw zwemaccommodatie van Hevo” geeft een inkijk in de manier waarop werd gedacht. “Het bewaken van de kwaliteit beschouwt Hevo als een van de hoofdtaken. Het gaat daarbij zowel om de proceskwaliteit als om de productkwaliteit. De productkwaliteit zal in belangrijke mate een afgeleide zijn van het bestek en tekeningen. In het bestek, zie punt 1.2. is de te behalen kwalitatieve en kwantitatieve norm vastgelegd. Binnen de projectorganisatie zal ernaar gestreefd worden een optimale kwaliteit te bereiken binnen de budgettaire kaders.” Niet de kwaliteit was bepalend maar het beschikbare budget!!!!!!
  8. Uit de gemeentelijke opdracht tot een onderzoek door TNO waar naar in het financiële jaarverslag 2003 verwezen wordt, blijkt mijn inziens, dat op het niveau van het college er met het gebruik van RVS in het zwembad iets ernstig mis kon zijn. Anders wordt er geen onderzoek opgedragen wat, naar mijn inschatting meer dan 25.000 gulden heeft gekost. Dat moet een college beslissing zijn geweest.
  9. Gezien de heldere conclusies en aanbevelingen in het TNO rapport is het verbijsterend dat er klaarblijkelijk geen of nauwelijks opvolging is geweest van die aanbevelingen. Dit verdient nader onderzoek!    

Vervolg         

Gezien de bevindingen op basis van de stukken betreffende de aanbesteding/ gunning/ realisering zwembad de Schelp, heb ik de behoefte een aantal zaken nader te onderzoeken. In de BSD brief, kenmerk LVDK/18029 verzocht ik, met een beroep op de WOB, inzage in alle onderhoudsrapportages, inspecties, metingen aan de lucht in het gebouw en in de aan- en afzuigsystemen, jaarverslagen en verslagen van de raad van commissarissen of raad van toezicht vanaf de opening in 1999. Die zijn, met uitzondering van de financiële jaarverslagen, nog niet ter beschikking gesteld. Ten aanzien van de stukken betreffende de aanbesteding/ gunning/ realisering zwembad de Schelp heb ik nu wel het idee dat ik heb kunnen zien wat er nog is.

Nogmaals het dringende verzoek alle onderhoudsrapportages, inspecties, metingen aan de lucht in het gebouw en in de aan- en afzuigsystemen, en verslagen van de raad van commissarissen of raad van toezicht vanaf de opening in 1999 voor inzage vrij te geven. Indien het onderhoud gedurende die jaren is uitbesteed, verzoek ik het college de onderhoudsrapportages, inspecties, metingen aan de lucht in het gebouw en in de aan- en afzuigsystemen bij de onderhoudsbedrijven op te vragen.

In het belang van het onderzoek verzoek ik, met een beroep op de WOB, de college verslagen in de periode 2001/2004 openbaar te geven voor zover het zwembad de Schelp daarin voorkomt. Dit ter beantwoording van de vragen omtrent de reden tot de opdracht tot onderzoek naar het RVS (van 2002) en de afhandeling van de aanbevelingen van TNO. Uit een enkel verslag d.d. 12 september 2002 van de Sector Middelen blijkt het TNO rapport besproken te zijn door de Sector Middelen. Het vervolg is echter onduidelijk, omdat vervolgverslagen ontbreken. Waar zijn de verslagen?  

Uw reactie/handelen afwachtend, 

Met vriendelijke groeten,

Namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen