HET COALITIEAKKOORD 2014-2018 – DEEL 2/ ‘FEESTJE’/ PHILIP MORRIS/ VERZONDEN BRIEVEN

| jaar 1 | nummer 7 |

| 26-04-2014 | 12.00 uur |


 

| HET COALITIEAKKOORD 2014-2018 – DEEL 2 |

 

schuldenlastDe meeste voornemens, vermeld in het coalitieakkoord, zijn weinig toetsbaar in de zin dat er helaas geen controleerbare cijfers genoemd worden in termen van geld, kwantiteit, kwaliteit of termijnen. Maar enkele zaken wel. Hoewel veel zaken, zelfs als het gaat over euro’s, mooier voorgesteld kunnen worden dan ze feitelijk zijn.

Zo is op papier de afgelopen jaren het zogenoemde ‘weerstandsvermogen’ versterkt. Dat gebeurde door investeringen die begroot waren in bijvoorbeeld een grondexploitatie niet in enig jaar ten laste te brengen aan die grondexploitatie, maar ze deels te kapitaliseren en dan worden ze ten laste gebracht in bijvoorbeeld de komende 30 jaar door er op af te schrijven. Het gevolg hiervan was dat het budget overgeschreven kon worden naar het potje van het weerstandsvermogen. Dan is er boekhoudkundig geen meetbaar verlies in dat boekjaar waarin de investering werd gedaan, maar de schuld neemt wel toe. Dat is de reden dat in de jaren 2009/2012 de schuld van Bergen op Zoom per inwoner steeg met maar liefs 1446 euro. Verliezen werden op papier weggemoffeld en het weerstandsvermogen op papier opgevijzeld.

In het nieuwe coalitie akkoord staan een aantal zaken die bij helder boekhouden zichtbaar kunnen zijn, maar het is wel opletten voor de gemeenteraad want ook die zijn met bepaalde besluiten toch weer aan het zicht te onttrekken.
Zo zijn de ‘topprioriteiten’ in het financieel beleid:

  • een sluitende begroting;
  • de versterking van het weerstandsvermogen;
  • een verlaging van de schuldenlast en vermindering van de risico’s.

Dat lijken harde zaken. Maar voor de BSD-fractie is een sluitende begroting niet meer dan papier. Een door de accountant goedgekeurde jaarrekening is al iets meer het eten van de pudding. Hoewel de BSD-fractie beseft dat ‘wiens brood men eet diens taal men spreekt’ in gemeenteland een steeds vaker voorkomend fenomeen is. De tijd van de altijd strenge en per definitie betrouwbare accountant ligt reeds jaren achter ons, gezien de schandalen in die kringen.
Over hoe een versterking van het weerstandsvermogen manipuleerbaar is, is in het voorgaande al omschreven. Voor de BSD-fractie is het hoofdgerecht in de financiële huishouding van de gemeente de vermindering van de schuldenlast en vermindering van de risico’s. Ook de schuldenlast is op papier manipuleerbaar. En dat gebeurt nu al. Je kunt bijvoorbeeld een schuld juridisch bestrijden. Denk aan de eigen aangifte van overheidssteun bij de aankoop van het Nedalco terrein en dan betaling op de lange baan proberen te schuiven.
Waar de BSD-fractie alert op zal zijn is hoe boekhoudkundig met schulden zal worden omgegaan bij het verzelfstandigen van gemeentelijke taken of eigendommen. Dit kan een rol spelen bij het gaan samenwerken. Als dan de juridische eenheid van het samenwerkingsverband de schulden aangaat of overneemt voor de investeringen, dan kun je als gemeente je schuld op papier verminderen, maar uiteindelijk verandert er niets want je blijft via het deelnemerschap in een dergelijk samenwerkingsverband ethisch verantwoordelijk voor die schuld die aangegaan is om jou taken naar behoren uit te voeren. Een andere mogelijkheid is dat je zaken verzelfstandigt en een dergelijk verzelfstandigd ‘bedrijf’ volhangt met schulden. Het grote bedrijfsleven doet dat ook. Er zijn gemeenten die zo afscheid genomen hebben van hun schouwburg, muziekschool en van sportaccommodaties, waarna deze het risico lopen van een faillissement. De schulden van de gemeente worden dan verminderd, maar dat is niet op een manier die de BSD-fractie voorstaat.

De BSD-fractie ondersteunt de benadering dat de verkoop van grondvoorraden de hoofdmoot moet zijn van de schuldvermindering. Maar onze verwachtingen zijn voor de komende jaren niet zo hoog gespannen als die van het college. Ook staan we niet afwijzend tegen het zichtbaar maken van “stille reserves” en deze eventueel te verkopen als daarmee de gemeentelijke taken niet onaanvaardbaar geschaad worden. Hoewel helder moet zijn dat de verkoop van je ‘kroonjuwelen’ niet per definitie een teken is van een solide financieel beleid. Tot nu toe is het gemeentelijk beleid niet gericht op het generen van geld uit ‘stille reserves’.
Als voorbeeld de suggestie van de BSD-fractie bij de laatste begrotingsbehandeling om te kijken of een deel van onze bossen niet verkocht zouden kunnen worden ten behoeve van de vestiging van een natuurbegraafplaats. De gemeente Landerd verkocht voor 600.000 euro aan bossen die gewoon openbaar bleven. Het college voelde helaas niets voor de BSD suggestie en liet in de ogen van de BSD-fractie daarmee een kans liggen.

Wat de BSD-fractie onvoldoende vindt om werkelijk de schulden verminderen, is het in het coalitieprogramma geformuleerde uitgangspunt ten aanzien van de investeringen “niet meer uit te geven dan wordt afgeschreven”. Als je werkelijk vaart wilt maken, moet je als uitgangspunt nemen dat je aanzienlijk minder, bijvoorbeeld hooguit 80 % van de afschrijvingen, wilt gaan investeren.
Kort en goed de BSD-fractie steunt de financiële ‘topprioriteiten’ maar zal de resultaten en de manier waarop ze bereikt worden scherp in de gaten houden. Want de afgelopen jaren leken de ‘resultaten’ zoals de ‘verbetering’ van het weerstandsvermogen op papier mooi maar de werkelijkheid was geheel anders.

Louis van der Kallen 

 


 

| ‘FEESTJE’ |

 

Donderdag 24 april was het zover het nieuwe college werd gekozen en beëdigd.
Maar alvorens het feestje van de coalitiepartijen van start ging, mochten de raadsfracties kond doen van hun mening over het coalitieprogramma. Wat de BSD-fractie opviel was dat, op de BSD-fractie na, het programma bij iedereen in de smaak viel. Op zich is dat niet echt verbazingwekkend want iedereen kon er wel iets, zo niet veel (VVD), van hun gading in vinden. Het is tegen beter weten in optimistisch en ambitieus. Voor iedere nieuw gekozen wethouder zitten er wel leuke dingen in. En dat is nu precies waar voor de BSD-fractie de schoen wringt. Want al die mooie ambities kosten geld, veel geld en dat is wat de gemeente Bergen op Zoom niet heeft. Dit betekent in de ogen van de BSD-fractie dat er geen keuzen zijn gemaakt en dat wederom de kans groot is dat veel geld besteed zal worden aan plannenmakerij die nergens toe leidt en dat mogelijk de wethouder met de grootste mond de prioriteiten bepaalt en de centen aan zaken besteedt die vast mooi zijn, maar waar de Bergenaar, die zorg behoeft, vermoedelijk niets of weinig aan heeft.

Het was jammer dat noch Arjan van der Weegen noch één van de andere sprekers van de coalitiepartijen inging op de enkele kritische noot van de niet coalitiepartijen. Toen Arjan het woord kreeg viel op dat hij als enige niet de ruime route koos naar het spreekgestoelte, maar zich wurmde tussen de stoelen van de Burgemeester en de griffier en de muur, terwijl de route voor de tafel van de Burgemeester langs, breedte zeker een meter, en dus niet koos voor de route langs de tafel van de BSD-fractie. De route langs de meeste kritische fractie werd gemeden zo leek het.
Als het gaat over de medewerking aan het raadsprogramma waren de geachte collega’s allemaal bereid in de voorgehouden worst te happen. Voor de BSD-fractie is een voorgekauwde maaltijd niet iets wat wij wensen te herkauwen. Wij gaan voor zaken waar de smaak nog niet door anderen is uitgelebberd. 

Louis van der Kallen 

 


 

| PHILIP MORRIS |

 

Nu de stofwolken rond de sluiting van Philip Morris zijn neergedaald kan het daadwerkelijke opruimen beginnen. Een bedrijf dat tot nu toe nog forse winst maakte sluit zijn poorten. Een verlies van werk en inkomen voor 1230 mensen bij het bedrijf en mogelijk nog eens 1 ½ keer zoveel mensen die hun baan kwijtraken bij toeleveringsbedrijven.

Over de oorzaken die hebben geleid tot het besluit om tot sluiting over te gaan kan men van mening verschillen. Dit geldt eveneens als het gaat over de houding van de (rijks-)overheid ten opzichte van het product dat Philip Morris maakt en de maatschappelijke en financiële opbrengsten die dat product genereert. Feit blijft dat vele medewerkers vaak meer dan 25 jaar het beste van zichzelf hebben gegeven aan een gezond bedrijf dat toch besluit, gebaseerd op een louter financiële kosten-baten-analyse, te stoppen in Nederland. Illustratiever kan het beeld van een tijd waarin werknemers met duizenden tegelijk op straat worden gezet, terwijl aandelenkoersen records breken en topmannen zichzelf blijven trakteren op bonussen, niet worden getoond (naar een artikel van Prof. Ewald Engelen in BN/De Stem). En dan mag Philip Morris  gedurende haar activiteiten in Nederland, ondanks dit massaontslag, nog een sociale werkgever genoemd worden waar vele mensen met plezier werk(t)en.
Maar kan de overheid hier dan niks aan doen? Kan de sluiting nog voorkomen worden?

Hoofdkantoor PMI Lausanne

Hoofdkantoor PMI Lausanne

Als het aan de burgemeester van Bergen op Zoom ligt wel. Hij ziet nog kansen en is bereid daarvoor een reis naar het hoofdkantoor in Zwitserland te maken. Hij, en met hem de BSD-fractie, vindt dat Philip Morris schatplichtig is aan de Bergse en West-Brabantse samenleving en daarom op zijn minst fatsoenlijk afscheid dient te nemen en moet helpen alternatieve banen te scheppen, hoe moeilijk dat ook zal zijn in deze tijd. De ministers Kamp en Asscher (wiens moeder curieus genoeg lid is van de raad van commissarissen van PM) daarentegen respecteren slechts het besluit van Philip Morris International. Zij zeggen iets over het aanspreken van Philip Morris op een goed Sociaal Plan, alleen gaan zij daar niet over. De verhoudingen in het elitenetwerk van CEO’s, politici en bestuurders, dat de dienst uitmaakt, zijn al een aantal decennia gewijzigd. Multinationals beschikken volgens Prof. Ewald Engelen over steeds meer hulpbronnen om invloed uit te oefenen op de politiek. De sluiting van Philip Morris maakt duidelijk dat er een absolute onbalans bestaat tussen de factoren ‘kapitaal’ en ‘arbeid’. Kapitaal wordt steeds minder belast en arbeid steeds meer. Daardoor worden keuzes gemaakt zoals bij Philip Morris. Ondanks een positieve balans voor het bedrijf gaan de reserves terug naar de aandeelhouders en worden er bonussen van betaald.

Maar hoe nu verder? Wat kan er nog gedaan worden aan het spookbeeld van een (langdurige) periode van werkloosheid voor de  werknemers die straks ontslagen worden? De reeds in gang gezette procedures tonen aan dat het probleem door provinciale en gemeentelijke overheden en instanties serieus wordt genomen. Maar het blijft hoe dan ook ‘repareren’ en ‘oplossingen’ zoeken voor de te verwachten problemen die met werkloosheid samenhangen.
Naar mijn mening dient in dit verband voor de volgende aanpak gekozen te worden:

A. De op- en inrichting van een mobiliteitscentrum, zoals reeds is voorgesteld, is een stap in de goede richting maar zal in de toekomst structureel ingepast moeten worden in het kader van een flexibel arbeidsmarktbeleid. Hierdoor kunnen de medewerkers in een ‘warme overdracht’ mogelijk geplaatst worden bij andere bedrijven. Een groot deel van de medewerkers van PM die ontslagen zullen worden hebben een Vapro-A  en veelal ook een Vapro-B-diploma. Een (basis-)vakopleiding  in de procesindustrie, waarop een specifieke functie-opleiding  van PM is gevolgd. Bij diverse bedrijven in de regio beschikken de medewerkers over een zelfde basisopleiding. Bij bedrijven als Dow Chemical in Terneuzen, Shell in Moerdijk, BASF in Antwerpen en Sabic, Cargill en Nuplex Resins in Bergen op Zoom zijn de mensen van PM met hun opleiding en ervaring zo te plaatsen, mits er natuurlijk vacatures bestaan nu en/of in de toekomst. Sabic boog zich een jaar geleden nog over de vraag hoe (nieuwe) medewerkers voor langere tijd aan hun bedrijf te binden.

B. Het UWV zal zich actief (dus niet wachten tot er 3 maanden voorbij zijn) met de voor ontslag in aanmerking komende medewerkers in gesprek moeten gaan. Daarnaast zal het UWV zich flexibel op moeten stellen ten aanzien van de ontslagen medewerkers om maximaal kansen te benutten met betrekking tot re-integratie.

C. Eventuele (bij-/om-) scholing zal gericht dienen te zijn op een duurzame re-integratie op de arbeidsmarkt en niet als een schijnoplossing voor de korte termijn.

D. De overheid (Rijk, Provincie , Gemeenten en het RPA) dienen een actief arbeidsmarktbeleid te voeren door intensievere samenwerking met ondernemers en onderwijs (de 3 O’s). De sluiting van Philip Morris dient aanleiding te zijn om hier concrete afspraken over te maken voor nu en in de toekomst.

E. De gemeenten in de regio dienen zich nu al pro-actief voor te bereiden op een mogelijke behoefte aan extra budget voor de Wet Werk en Bijstand waarop, indien noodzakelijk, een beroep gedaan zal moeten worden nadat de WW-periode voor de ontslagenen is verstreken.

F. Het college zal in de toekomst een nauw contact moeten onderhouden met werkgevers om tijdig op de hoogte te zijn van ontwikkelingen, zoals nu bij Philip Morris, om daarop maximaal te kunnen anticiperen.

Alleen stofzuigen zal dus onvoldoende zijn!

Piet van den Kieboom 

 


 

| VERZONDEN BRIEVEN |

 

Lees hier:

20 april 2014 – BELASTINGPLICHT OVERHEIDSLICHAMEN, KENMERK LK/14015

21 april 2014 –  DIVERSEN 2014 – 1, KENMERK LK/14016