HET POORTGEBIED/ WAAROM ANDERS?/ WAAROM?

| jaar 5 | nummer 246 |

| 16-12-2018 | 10.00 uur |


 

| HET POORTGEBIED |

 

Twee weken geleden schreef ik  het artikel “Is hier over nagedacht” over het bestemmingsplan Poortgebied Bergsche Heide. Deze week was de commissiebehandeling.

Lijst Linssen maakte een punt van de reclamemast van 40 meter hoog en kondigde een amendement aan. Dit amendement zal door de BSD in de raad worden gesteund. Zelf kondigde ik, geheel tegen mijn gewoonte in, ook een amendement aan. Ik ben niet van de moties en amendementen omdat die vaak voor de bühne zijn. De laatste keer was voor mij ruim drie jaar geleden. De reden voor mij is dat de doelstelling van dit amendement van principiële aard is. Ik heb de stellige indruk dat met één onderdeel van dit bestemmingsplan een salamitactiek wordt gevolgd om vereiste veiligheidscirkels rond de zogenoemde Energyhub te laten passen in de vereisten van het bestemmingsplan. Was er eerst ook sprake van de toekomstige levering van waterstofgas en van een doorzet van LNG van 15.500 m3/jr, bij de laatste veiligheidsanalyse was er geen sprake meer van de toekomstige levering van waterstofgas en was de doorzet van LNG verlaagd naar 5.000 m3/jr. Terwijl volgens het bestemmingsplan straks 15.500 m3/jr. vergund kan gaan worden. De ontwikkelaar riep dat hij niet geloofde in de toekomst van waterstof. Dan is de kans groot dat, ook na een weigering van de gemeente een vergunning voor waterstofgas te verlenen, een gang naar de rechter van de exploitant succesvol kan zijn, omdat de rechter dan een belangenafweging zal maken en dan kunnen de economische belangen van de exploitant wel eens zwaarder wegen dan die van de veiligheid van de omgeving.
Mijn amendement heeft als dictum ‘het bestemmingsplan Poortgebied Bergse Heide en ontsluitingsweg uit te breiden met het ten zuiden van de in dit bestemmingsplan voorziene Energyhub gelegen agrarische perceel’ met als oogmerk dit perceel in te richten als natuurgebied met daar in een grondlichaam dat het achterliggende gebied afschermt van de Energyhub en daarmee in geval van een calamiteit het achterliggende gebied meer beschermt.
Ik onderschreef in grote lijnen ook het betoog van de woordvoerder van D66 die het verhullende taalgebruik in de stukken hekelde. “Wie houden wij voor de gek”, waren zijn woorden. Waarom Energyhub voor wat feitelijk niet meer is dan een benzinestation.

Louis van der Kallen

 


 

| WAAROM ANDERS? |

 

Zelden heb ik een bespreking van een gemeentelijk onderwerp meegemaakt waar het woord ‘waarom’ zo vaak is gevallen. Terwijl het allemaal zo simpel lijkt.

Er is een wet genaamd: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Die kent een artikel 2.1.3:
“De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.”
“In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:
a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;
b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.”

Bijna alle gemeenten hebben die wettelijke verplichting, verwoord in het voorgaande artikel, vertaald in de oprichting van een WMO adviesorgaan. Volgens een onderzoekje van Binnenlands Bestuur in 2017 heeft 95 % van de gemeenten een adviesorgaan met volledige bevoegdheden en 4 % met een adviesorgaan met beperkte of geen bevoegdheden. Bergen op Zoom behoord tot de 1 % van de gemeenten zonder een adviesorgaan!

Het college Bergen op Zoom lijkt niet echt te weten wat ze wilt. Het vorige college wilde een adviesraad sociaal domein. Dit college lijkt te gaan voor een “Platform Sociaal Domein” “om op een proactieve manier te gaan samenwerken met onze partners” zonder dat helder wordt wie dan die partners wel zijn en hoe de in de wet genoemde “ingezetenen”, “cliënten” of “hun vertegenwoordigers” “betrokken worden bij de, door de wetgever gewenste, uitvoering van deze wet”. Het lijkt er sterk op dat het college geen behoeft heeft de wet op dit vlak inhoud te geven. De BSD vindt dat het simpel kan. Kijk naar een buurgemeente (waar wij notabene in het sociaal domein mee samenwerken) als Woensdrecht. Die heeft een WMO adviesraad, waarvan vriend en vijand zeggen dat deze goed functioneert. Waarom iets moeilijk maken als het makkelijk kan? Is de houding van ons college gewoon eigenwijs of gewoon dwars?
Ook lag in de commissievergadering de vraag voor willen we een ‘seniorenraad’ met bevoegdheden zoals de jeugdraad? Van de BSD mag die er komen.

Louis van der Kallen

 


 

| WAAROM? |

 

Afgelopen week werden in de commissie Bestuur, Veiligheid en Samenwerking (BVS) de belastingmaatregelen 2019 besproken. Een veel gehoorde vraag van de partijen was: waarom zijn de lasten in Bergen op Zoom zo hoog? Ik schreef daar eerder over. Er werd zelfs door veel partijen een onderzoek verlangd.

Soms kan een onderzoek nuttig zijn. Maar een onderzoek naar de ‘bekende weg’ vind ik overbodig. Zeker als een onderzoek snel tienduizenden euro’s kost. Eigenlijk is het antwoord simpel: tientallen jaren van verkeerde zuinigheid. Colleges in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw waren gericht om de kosten/lasten voor de burger laag te houden. Maar ze keken niet naar de toekomst maar naar de periode dat zij aan het bewind waren. Met als gevolg een beleid van: ‘na ons de zondvloed’. In die collegeperiodes waren vooral de partijen CDA, VVD en PvdA en enkele voorlopers van wat nu GBWP is aan het bewind. Feitelijk zijn er vier hoofdoorzaken van het, ten opzichte van de omliggende gemeenten, extreem hoge riooltarief aan te duiden.

De eerste reden is dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw de Noordzee ernstig vervuild was door de open riolen die de Schelde, de Maas en de Rijn feitelijk waren. Er werd getwijfeld of de vis uit de Noordzee eigenlijk wel geschikt was voor consumptie. Er moest wat gebeuren. Op Europees niveau werd afgesproken dat midden jaren negentig de totale vuillast van de rivieren naar de Noordzee minimaal gehalveerd zou gaan worden. België en Frankrijk gingen eindelijk werk maken van het bouwen van rioolwaterzuiveringen. Duitsland en Nederland zouden werk gaan maken van het terugdringen van riooloverstorten. Want uiteindelijk komt dat vuile water, wat door riool overstorten in het oppervlakte water komt, in de rivieren en daarna in de Noordzee terecht. Voordat dit Europese voornemen in wet- en regelgeving was verwerkt, probeerde de rijksoverheid met forse subsidies gemeenten te bewegen aan de slag te gaan het aantal riooloverstorten en de frequenties van overstorten te beperken. Ook de provincies en waterschappen stelden wat subsidies beschikbaar. Maar gemeenten moesten ook zelf een bijdrage leveren (in de praktijk tussen de 40 en 50 % van de investering). Veel plattelands gemeenten gingen vrijwel direct aan de slag. Hun overstorten gaven vaak problemen, omdat boeren het oppervlakte water niet meer veilig konden gebruiken voor beregening van hun gewassen of het drenken van hun vee. Wat deed de gemeente Bergen op Zoom? Niets, want het ging toch wat geld kosten en dat zou een verhoging van de tarieven betekenen. De jaren gingen rimpelloos voorbij. Totdat het Europese voornemen vertaald was in nationale wetgeving. De Staat stopte met de subsidiëring, stimuleren was immers niet meer nodig want het was verplicht. Gevolg de gemeenten die niets of weinig hadden gedaan moesten de forse investeringen volledig zelf betalen en omdat nu plotseling een fors aantal saneringen werden aanbesteed, gingen de kosten per sanering fors omhoog. Bergen op Zoom betaalde de hoofdprijs! Omdat de kosten (rente en afschrijvingen) van de investeringen 100 % worden doorberekend aan de burger gingen de tarieven scherp omhoog.

De tweede reden is hoe Bergen op Zoom is omgegaan met de aanleg van rioleringen in het buitengebied. Ook daarvoor was er eerst een subsidieregeling. Kleine plattelandsgemeenten maakten daar snel gebruik van. Wat deed de gemeente Bergen op Zoom? Weer niets, want het ging toch wat geld kosten en dat zou een verhoging van de tarieven betekenen. Pas toen de subsidies waren afgeschaft kwam Bergen op Zoom mondjesmaat in actie. Met als gevolg dat onze burgers weer geconfronteerd werden met hogere tarieven dan in gemeenten die wel gebruik hadden gemaakt van de ruime subsidiemogelijkheden (50 tot 75 %).

De derde reden is dat het gemeente bestuur van Bergen op Zoom soms wel 15 jaar rioolvernieuwingen voor zich uitschoof. Berucht voorbeeld in mijn eigen omgeving was de Minderbroederstraat. Circa 15 jaar vooruitgeschoven. Jaren lang vielen de gaten in het wegdek, dat leidde keer op keer tot spoedreparaties en kleine ongevallen. Aan het uitstel kwam een eind toen wethouder Withagen de zaak ging aanpakken omdat niet alleen de verkeersonveiligheid het noodzakelijk maakte, maar lekkende riolen ook de bodem verontreinigen. Je denk dan dat er door dat uitstel kosten en voortijdige tariefsverhogingen zijn bespaard. Mis poes! Inmiddelsl was de wet- en regelgeving veranderd. Een gemengd rioolstelsel (vuilwater en regenwater gemengd) was niet meer acceptabel. De overheid was er achter dat een gescheiden stelsel uiteindelijk goedkoper was. Niet voor de gemeente, want die kosten namen toe doordat er in feite twee riolen werden aangelegd (één voor het vuile water en één voor het regenwater). Wel voor de burger werd het goedkoper, of beter minder snel duurder, als met de kosten van de reiniging van het rioolwater rekening wordt gehouden. De kosten voor de waterschappen stegen hierdoor minder. Voor Bergen op Zoom stegen de tarieven veel meer dan voor veel andere gemeenten die veel eerder (voor de verandering van wet. en regelgeving) hun riolen hadden vernieuwd. Die hielden een gemengd rioolstelsel.

De vierde reden zijn de keuzen die Bergen op Zoom heeft gemaakt rond de noodlijdende grondexploitaties. Voor een oude stad is het altijd duurder gronden uitgifte-/bouw klaar te maken dan voor dorpen en nieuwe steden in de omgeving. Vaak worden nieuwe woonwijken bij oude steden ontwikkeld op oude industrieterreinen. Oude bebouwing moet dan gesaneerd worden en soms ook de bodem. Gevolg vierkante meter prijzen voor woningbouw zijn dan duurder dan in de omgeving. De politiek in Bergen op Zoom besloot om delen van het bouw klaar maken uit de grondprijs te halen. Zo ook de kosten van de aanleg van de riolering in een nieuwbouwwijk. Voor die tijd werden die kosten verrekend in de grondprijs. Toen die kosten ten laste kwamen van het rioolfonds gingen in feite alle inwoners van Bergen op zoom meebetalen aan de riolen van de nieuwe wijk. Daarvoor betaalden de nieuwe eigenaren dat volledig zelf. Slechts een beperkt aantal gemeenten is dit gaan doen. In die gemeenten is het tarief van de rioolrechten daardoor onevenredig hard gestegen.

Ten aanzien van de eerste drie redenen heb ik in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bij begrotingbehandelingen vaak gewezen op het verkeerde beleid. Het was niet goed voor het milieu en het was uiteindelijk niet goed voor de gemeentelijke financiën op de lange termijn. Het was aan dovemans oren gericht. ‘Na ons de zondvloed’ was het motto. Nu lage tarieven was het argument. Daarom, en daarom alleen, betaalt de Bergenaar van nu zoveel meer aan woonlasten dan de inwoners van omliggende gemeenten.

Politici moeten de moed hebben aan burgers uit te leggen dat zaken geld kosten. Het gaat niet alleen om lage kosten. Het moet ook gaan om goede dienstverlening en verder denken dan de volgende verkiezing.

Er waren ook vragen over het in Bergen op Zoom relatief lage tarief voor de grote lozers. Omdat wettelijk de tarieven maximaal kostendekkend mogen zijn en de kosten een exploitatiedeel en kapitaallastendeel kennen en gebaseerd moeten zijn op het kostenveroorzakersprincipe zijn de tarieven voor de grote lozers relatief laag, omdat er in tegenstelling tot de kosten gemaakt ten behoeve van de burgers weinig kapitaallasten zijn. De grote lozers zijn vooral gevestigd op de Theodorushaven. Een oud industrieterrein. De riolering op dat terrein is aangelegd in een tijd dat de kosten van de aanleg van het riool direct werden verwerkt in de grondprijs die de bedrijven betaalden bij de aankoop van hun gronden. Het kapitaallastendeel in de kosten is dus heel laag. Voor 2019 ben ik voorstander om het tarief voor de grote lozers meer te laten stijgen. Het past weliswaar niet in de systematiek van het kostenveroorzakersprincipe, maar de BSD vindt dat in deze tijd de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Hun tarief blijft ten opzichte van de omliggende gemeenten extreem laag.

Het voorgaande laat zien dat zuinigheid niet altijd goed is. De zuinigheid van de jaren tachtig en negentig bleek kortzichtig en werkt dertig jaar na dato nog door in de tarieven. Ik was in die jaren, zoals wel vaker, een roepende in de woestijn. Hopelijk bespaar ik met dit stukje uitleg aan de collega’s de kosten van een zinloos onderzoek naar de ‘bekende weg’     

Louis van der Kallen

 

STEUN ONS DOOR DE BSD FACEBOOKPAGINA LEUK TE VINDEN